Een heel dure eed

Het gebeurt maar zelden dat mijn leven spannender is dan een schaakpartij, maar afgelopen september was het zover. Ik was op vakantie in Griekenland en belandde in een Griekse taxi. Met een Griekse taxichauffeur. Nauwelijks zat hij in zijn stoel of hij trapte het gaspedaal tot de bodem in. En vervolgens begon hij een vrolijk gesprek in het Grieks, in het straffe tempo van iemand die buiten de bundel belt.

Ik deed geen poging om hem te verstaan. Ik staarde naar buiten. Naar bergpaadjes van hooguit 2 meter breed. Naar balustrades van nog geen 20 centimeter hoog. Naar afgronden van honderden meters diep. De chauffeur lachte heel hard om zijn Griekse grap. En op dat moment wist ik het zeker: die scherpe bocht daar vóór ons…. die heeft hij niet gezien.

Plotseling moest ik denken aan Maarten Luther. In zijn jonge jaren zwierf die eens door een groot Duits bos en hij kwam terecht in een verschrikkelijk onweer. Het was een keerpunt in de wereldgeschiedenis. Want in zijn doodangst zwoer hij een heilige eed: ‘Als ik dit overleef, word ik monnik.”

Oké, zover wil ik niet gaan. Maar terwijl de auto brullend richting ravijn scheurt, 10 meter, 9… 8… 7…, zie ik geen uitweg meer. En vlak voordat de chauffeur op het aller- allerlaatste moment het stuur omgooit, roep ik: “Als ik hier veilig uitkom, speel ik nooit meer Siciliaans met 2. c3.”

Miezerig
Het was een opmerkelijke gelofte. Ik speel 2. c3 al jaren, en altijd met veel plezier. Je krijgt dynamische stellingen met een geïsoleerde d-pion of interessante eindspellen waarin wit een meerderheid heeft op de damevleugel en zwart een pion extra in het centrum.

Natuurlijk, de zet kent een duidelijk nadeel. Want terwijl ik hen uitvoer, hoor ik al de kritiek van mijn clubgenoten: laf, miezerig, risicomijdend. Echte mannen spelen 2. Pf3 en 3. d4. Of, nog beter, ze kiezen voor het Morragambiet met 1. e4, c5 2. d4, cd4: 3. c3 – enigszins dubieus en dus extra dapper. Maar 2. c3, dat is voor mietjes.

Een overtuigende redenering? Het valt te betwijfelen. Want kijk eens naar de onderstaande stellingen:

 

 

 

 

 

De linker stelling komt uit het Siciliaans met 2. c3. Om precies te zijn: uit de variant 1. e4, c5 2. c3, Pf6 3. e5 Pd5 4. d4, cd4 5. cd4:. En zo’n stand, die zie je dus bij risicomijdende mietjes. Bij al diegenen die de tijger niet in de bek durven te kijken en daarom kiezen voor een laffe zijvariant.

Nee, dan de stelling rechts. Hier krijg in een glimp van wat er in het verschiet ligt voor de echte helden. Dit is een stelling uit het bovengenoemde Morra-gambiet, en wel die na 1. e4, c5 2. d4, cd4: 3. c3, Pf6 4. e5 Pd5 5. cd4. Inderdaad, dit is een kolfje naar de hand van de Tarzans van deze wereld, de macho’s, de mannen met moed.

De wedstrijd
Maar dat terzijde. Een belofte is een belofte, vind ik, en eenmaal veilig terug in mijn hotel besloot ik om me eraan te houden. En dus had ik een probleem, niet in dat hotel, maar wel twee maanden later. LSG 2 speelde in het landelijke Brabant tegen Vianen, en ik zat met wit tegenover clubgenoot Ornett Stork. Dit was de stelling na zet 1:

Mijn hand ging al naar de c-pion, maar ik trok hem net op tijd weer terug. En na enig nadenken speelde ik 2. Pf3 d6 3. c3. Ik had er een goed verhaal bij, vond ik. Want lees de letterlijke tekst van mijn eed er maar op na: daar in die Griekse taxi had ik het alleen gehad over 2. c3. En dit was 3. c3. Dat is natuurlijk héél wat anders.

Nee, laat dat maar aan mij over. Zo’n denkbeeldige discussie met onzichtbare machten in een lege kosmos, die win ik moeiteloos. Dat ik die tijd achteraf gezien beter had kunnen besteden – dat is nakaarten.

De partij zelf was interessant, heel interessant. En na de 33ste zet van zwart bereikten we deze stelling:

Het staat ongeveer gelijk: wit heeft zijn verbonden vrijpionnen, maar die zijn nog niet erg opgeschoten en zwart staat erg actief.

Een gelijk eindspel dus, maar tot nu toe was het geen kabbelend 2. c3-partijtje. Zowel Ornett als ik hadden flinke kansen gemist. Hij had bijvoorbeeld in deze stelling…

… een voordeeltje vast kunnen houden met 26… Td3! Oké, ik sta dan nog steeds een pion voor, maar mijn Paard is verdwaald en als pion f4 ooit valt, verdwijnt e5 mee. Ondertussen heeft zwart zetten als Da6 en wint waarschijnlijk de pion op a2.

In plaats daarvan probeerde zwart in de diagramstelling direct zijn Lg7 te activeren met 26…, f6? Maar dat had een tactisch bezwaar: 27. f5!

En opeens zijn de bordjes verhangen: nu heeft wit een duidelijke plus. 27…, De5: is niet ideaal wegens 28. Pc6, en 27… gf5: faalt op 28. Dh5:. Ornett probeerde 27…, Df5:, en na 28. Df5: gf5: 29. Tf5: Td3…

… ontstond een kritieke stelling. Alles draait om dat Paard op h5, en vooral de route die het gaat nemen naar betere velden. Het voor wit ongevaarlijke parcours is via g3 naar e4. Want op dat veld doet het Paard niet zoveel en staat het vooral kwetsbaar. Veel aantrekkelijker – voor zwart – is de route via f4 naar d5, want op dat veld verhoogt dat Paard de druk tegen e3.

Daarom had ik in de diagramstelling moeten kiezen voor 30. Te1!. Nu heeft zwart niets beters dan 30…, Pg3 31. Tf3, Pe4, maar na 32. Pc6…

… draagt dat zwarte Paard op e4 weinig bij. Met zijn verbonden vrijpionnen staat wit veel beter.

Echter, ik speelde in deze stelling…

… 30. Kf2? En dat is helemaal verkeerd. Ornett dekte zijn Paard nu met 30… fe5:! en na 31. Tf8: Kf8: stond alles klaar voor de Paardroute via f4 naar d5. Hoe vervelend dat had kunnen uitpakken, bleek na 32. Pc6, Pf4 33. h4? (33. Kf3!) Pd5! 34. Te1.

Dat Paard staat op d5 veel beter dan op e4. Hoeveel beter blijkt na 34…, Tc3!. Zwart verjaagt het Paard voordat wit het met b4 en b5 kan dekken, en verovert dus controle over het belangrijke veld d4. Tijdens de partij was ik van plan om mijn Loper dan een extra steuntje te geven met Pa5-c4 – maar dat blijkt een onzalig idee. Na 35. Pa5?, e4! 36. Pc4, Pe3:! 37. Pe3:, Ld4!…

… heeft wit geen enkele manier om zich uit de penning te bevrijden. De partij duurt nog zo’n 4 zetten, want die heeft zwart nodig voor de Koningsmars naar f4. Ideeën als 38. a4, Tb3: of 38. b4, Ta3 gaan wit niet helpen.

Maar nu was het Ornetts beurt om mis te tasten. In plaats van 34… Tc3!, speelde hij 34… h6?, en zo ontstond de stelling die we al hebben gezien:

Nogmaals, een interessant eindspel. Daarom besloot ik er goed over na te denken. En dat denkproces ging ongeveer als volgt. Kan ik hier 35. b4 spelen? Niet echt, denk ik, want dan doet hij 35…, Ta3. Misschien moet ik eerst mijn Paard beter neerzetten. Waar hoort dat precies? Zo iemand als Capablanca, die zou dat wel hebben geweten. Zulke jongens voelden precies waar ze hun stukken neer moesten zetten. Ach, misschien staat dat paard op c6 wel gewoon goed. Waarom doe ik geen 35. b4? Gewoon b5 en dan b6 en dan b7 en boer wordt vrouw. O nee, dan kwam 35…, Ta3. Goed… dat paard, moet dat via d8 naar e6 of via a5 naar c4? Wat zou Capablanca in dit geval… O wacht! Ik weet het: ik speel 34. b4! Waarom heb ik daar niet eerder aan…

Maar op dat moment schrik ik wakker. Want… zat ik niet in tijdnood?

Ik staar naar mijn klok. Naar het scherm. Naar die ene seconde die ik nog over heb. Vertwijfeld grijp ik naar mijn b-pion, maar…. ik beschik niet over de scherpe reflexen van een Griekse taxichauffeur. Die ene seconde tikt af en de partij is voorbij.

Nabeschouwing
Gelukkig bleven mijn teamgenoten wél scherp en kwam de overwinning niet in gevaar. Maar toch, in het Griekse restaurant werd hier nog over nagepraat. Raoul van Ketel adviseerde een spoedcursus klokkijken, en Albert Termeulen suggereerde dat ik nooit de mentale stap had gezet van klokken met wijzers naar klokken met cijfers. Maar ikzelf wist wel beter. Dit was mijn straf. Mijn betoog had de hogere machten niet overtuigd. Ik had mijn heilige eed toch gebroken.

Even was ik bang dat ik de ultieme prijs zou moeten betalen, maar Raoul hield de auto tijdens de terugtocht keurig op de weg. En dus heb ik nog steeds een probleem. Wat speel ik voortaan tegen 1. c5? Misschien open Siciliaans met een keer Lc4? Of toch het vleugelgambiet met 2. b4? Wellicht moet ik nog een tandje bijzetten: de Macho Morra for Maniacs Gone Wild. Iets als 1. e4, c5 2. d4, cd4: 3. c3, dc3: 4. Lc4 en dan tot en met a1 laten doorslaan, gewoon om je mannelijkheid te bewijzen.

Kom ik dan mijn belofte na?

6 reacties op “Een heel dure eed

  1. Wat een plezierig stukje! Je zou ze bijna kunnen bundelen en uitgeven. Wel valt me op dat je meer verlies- dan winstpartijen bespreekt maar misschien siert je dat wel extra.

  2. Peter, ik heb genoten van dit ‘mooie stukje proza’ (Ένα ωραίο κομμάτι της πεζογραφίας).
    Ga nog vaker in een buitenlandse taxi zitten dat inspireert je tot fraaie kronkels.
    Misschien is er nog een uitgever bij Wolter Kluwer te vinden die jouw werk wil bundelen.

  3. Ik snap nu ook dat je tegenstander zich beklaagde dat hij verkeerd geciteerd was direct na afloop van de partij. Hij bedoelde uiteraard: Ben je daarvoor helemaal in Griekenland geweest?!

  4. Peter, het grote probleem na 1.e4?! is dat de zet 1…c5! vreselijk sterk is. Om die reden zou ik overwegen om een geheel andere openingszet te kiezen. Maar wil je 1.e4?! toch per se spelen, dan kun je er niet aan ontkomen om na 1…c5! te kiezen voor 2.Pf3! om niet in het nadeel te geraken. Alle alternatieven op de tweede zet zijn gewoon slechter, wijzen de statistieken uit. Op de derde zet heb je echter nog wel een keuze en zijn de systemen rond 3.Lb5! de laatste jaren populair, als je tenminste 3.d4!! wil vermijden. Maar waarom al deze heisa als je ook gewoon direct 1.d4!!! kunt spelen?

  5. Dat is waar Eric, alleen dan was dit prachtige verhaal er nooit geweest.En dat had ik zeker niet willen missen..!:-)
    Mooi geschreven Peter!

  6. 35…Pd8 met het oog op 36…,Pe6+ (evt Pxg7); De zwarte koning passief houden en de zwarte loper tijdelijk naar h8 verbannen.
    Odysseus paardmaneuver. Een Griekse tragedie zonder opoffering, is gewoon een Grieks UBER ritje…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*